Monday, November 20, 2017

Robots lijken vaak best knap, tot je dieper gaat graven


Kunstmatige, mensachtige intelligentie is nog heel ver weg, zegt psycholoog Gary Marcus. „Dit is te complex om alleen vanuit de wiskunde te bekijken.”

Dit artikel is gepubliceerd in NRC Handelsblad van 21 oktober 2017


“Vind je het goed dat ik mijn salade opeet tijdens het interview?” Ja hoor.

Gary Marcus heeft tijdens de World Summit AI in Amsterdam al urenlang vrijwel alleen maar met mensen gepraat en geen tijd gehad om te eten. En dan volgt er weer een gesprek. “Waarvoor is het ook alweer?”

Marcus is hoogleraar psychologie aan de New York University, auteur van vier boeken en schrijver voor The New Yorker en The New York Times. Hij is opgeleid door psycholoog Steven Pinker en begon zijn carrière ooit met de onderzoeksvraag hoe kinderen taal leren. De laatste jaren breidde hij zijn onderzoeksterrein onder andere uit richting kunstmatige intelligentie.

“Of we het nu hebben over natuurlijke intelligentie bij mensen of dieren of over kunstmatige intelligentie, het gaat allebei over intelligentie”, zegt Marcus. “Ik probeer inzichten uit natuurlijke intelligentie te gebruiken in kunstmatige intelligentie. Er ligt niet veel commerciële waarde in het onderzoeken hoe een vierjarige taal leert, maar er komen dezelfde vragen bij kijken als bij het onderzoeken hoe computers of robots taal kunnen leren.”

Toch realiseerde Marcus zich enkele jaren geleden voor het eerst in zijn leven dat de vragen die hij onderzocht bij mensen commerciële waarde hebben in de wereld van kunstmatige intelligentie. En zo richtte hij in 2015 zijn eigen bedrijf Geometric Intelligence op, met als doel om computers efficiënter te laten leren van grote hoeveelheden data. “Wij deden het beter dan deep-learning-methoden, maar niet zo goed als een vierjarige”, zegt Marcus lachend. Eind 2016 verkocht hij het bedrijf aan Uber.

Een psycholoog die zich ook bezig houdt met kunstmatige intelligentie − volgens Marcus is daar dringend behoefte aan. “Kunstmatige intelligentie wordt gedomineerd door mensen die goed zijn in wiskunde, maar nauwelijks iets weten over hoe menselijke intelligentie werkt.”

Temidden van de hype rond kunstmatige intelligentie neemt Marcus al jarenlang een kritische positie in. Volgens hem is kunstmatige mensachtige intelligentie veel verder weg dan de meeste mensen denken. Kunstmatige intelligentie is goed, ja zelfs bovenmenselijk, in specifieke taken als schaken en go. Maar de wereld is veel meer dan een spelletje schaken of go.

Deep learning is momenteel de meest prominente manier van computers om nieuwe dingen te leren. Marcus: “Dat werkt goed wanneer je heel veel gegevens hebt en de regels nooit veranderen, zoals bij go. Maar deep learning heeft het moeilijk in flexibele en open omgevingen. Ik heb thuis twee jonge kinderen en ik verlang naar Rosie de Robot die het huis opruimt − je weet wel, de bekende robot uit de animatieserie The Jetsons. Maar waar is Rosie wanneer je haar nodig hebt? Robots kunnen nog lang niet overweg met zulke ongestructureerde omgevingen, die ook nog steeds veranderen.”

Tijdens zijn lezing van eerder op de dag liet Marcus een paar foto’s zien die computers tegenwoordig correct kunnen omschrijven in woorden: een foto van een groepje mensen dat met een frisbee speelt, een man op een motor die over een zandweg rijdt. “De literatuur zit vol met voorbeelden die indrukwekkend lijken totdat je wat dieper graaft”, aldus de Amerikaanse psycholoog. Daarna liet hij een foto zien van een verkeersbord dat voor een kwart beplakt is met stickers. “De computer omschrijft deze foto als ‘een koelkast vol met eten en drinken’. Ieder mens ziet meteen dat dat onzin is. En iedereen die zelf met lerende computers werkt, weet dat dit soort missers aan de orde van de dag is.”

We moeten ons niet laten misleiden door het succes van computers die foto’s kunnen categoriseren. Marcus: “Perceptie is meer dan categoriseren en intelligentie is meer dan perceptie. Tot intelligentie behoort ook taal, redeneren, analogieën leggen, plannen en gezond verstand.”

Terwijl Marcus zijn salade nog maar net op heeft, loopt er een vrouw met een pizzadoos langs. Duidelijk hoorbaar voor de vrouw zegt Marcus: “Ik wil heel graag een stuk van haar pizza, maar terwijl ik dit zeg kan ik nog steeds doorgaan met ons gesprek. Dat is ook intelligentie.” De vrouw draait zich om en biedt hem een stuk pizza aan. Gretig neemt hij het aan, neemt een hapje en zegt: “We kunnen onze sociale intelligentie ook gebruiken om gratis eten te krijgen. Hoe mensen zo flexibel kunnen zijn, is een raadsel.”

Als we na zo’n zestig jaar onderzoek nog steeds ver weg zijn van kunstmatige mensachtige intelligentie, hoe kunnen we dan eindelijk wel dichterbij dat doel komen? Marcus heeft daar duidelijke ideeën over. “Kunstmatige intelligentie heeft veel meer interactie met de cognitieve wetenschappen nodig. Intelligentie is veel te complex om het alleen maar vanuit één invalshoek te begrijpen. We moeten psychologen, linguïsten, neurowetenschappers, filosofen en anderen samenbrengen.”

Een van zijn stokpaardjes is dat kunstmatige intelligentie uitgerust moet worden met aangeboren vaardigheden, net zoals dat bij mensen en dieren het geval is. Tijdens zijn lezing liet hij een filmpje zien van een soort berggeiten die langs een steile, vrijwel verticale rotshelling lopen en springen. “Dat is niet iets wat ze leren door het duizenden keren te doen of duizenden keren te kijken hoe anderen het doen. Dan waren ze al lang dood geweest. Dat kunnen ze omdat het een aangeboren vaardigheid is die in hun genen zit. Vergelijk dat eens met de grote, zware, op twee benen lopende robots die vaak bij de minste of geringste oneffenheid omvallen. De kunstmatige intelligentie van nu denkt dat alles geleerd moet worden. Maar zo werkt biologie helemaal niet en volgens mij kan kunstmatige intelligentie zo ook niet goed werken.”

Daarnaast vindt Marcus dat kunstmatige intelligentie een publiek goed zou moeten zijn en geen eigendom van slechts enkele superrijke bedrijven zoals Google en Facebook. “Bedrijven patenteren nu al vele basisideeën van kunstmatige intelligentie. Dat creëert nog grotere ongelijkheden in de wereld dan we nu al hebben.”

Tenslotte pleit Marcus voor een soort van CERN op het terrein van kunstmatige intelligentie. “Bedrijven richten zich op korte termijn-onderzoek. Ze willen hun verkoop verbeteren. Ze willen meer advertenties verkopen. Universiteit werken vaak te zeer los van elkaar. Maar een probleem als het begrijpen van intelligentie is zo complex dat er grootschalige, gecoördineerde samenwerking nodig is. CERN onderzoekt op het terrein van natuurkunde fundamentele vragen die bedrijven nooit zouden onderzoeken. Zoiets zou ik heel graag ook voor kunstmatige intelligentie zien. Ik haal graag een Afrikaans spreekwoord aan: ‘Als je snel wilt gaan, ga dan alleen. Als je ver wilt gaan, ga dan samen.’”